Welke factoren beïnvloeden het VAA bij bedrijfswagens? - fidaco

Welke factoren beïnvloeden het VAA bij bedrijfswagens?

Bedrijven kiezen steeds meer voor milieuvriendelijke bedrijfswagens om de aftrekbaarheid te maximaliseren. Omgekeerd vragen ook werknemers hoe ze de belasting op hun voordeel van alle aard (VAA) kunnen beperken. Maar hoe wordt dit voordeel berekend?

 

Forfaitair bepaald

Door de krapte op de arbeidsmarkt is de bedrijfswagen een vaak gebruikte (en fiscaalgunstige) incentive om kandidaten te overtuigen om voor het bedrijf te komen werken. Als die wagen ook voor privédoeleinden mag worden gebruikt, al dan niet met een tankkaart van het bedrijf, dan wordt de werknemer daarop belast. Hij of zij ontvangt namelijk een voordeel van de werkgever (net zoals ook het loon een voordeel is dat wordt belast). Hoe groot dat voordeel van alle aard (VAA) precies is, wordt forfaitair bepaald.

 

Hoewel status nog altijd een rol speelt bij de keuze van een bedrijfswagen, kijkt de jongere generatie werknemers toch meer en meer naar een zo laag mogelijke belasting op dat VAA. Welke factoren zijn daarin het meest bepalend? Speelt het aandeel privé-kilometers een rol? En maakt het iets uit of ze een tankkaart krijgen of niet? Daarvoor moet u weten hoe het VAA voor bedrijfswagens wordt berekend.

 

Formule met jaarlijks wijzigende componenten

De formule ziet er zo uit:

VAA = cataloguswaarde incl. btw x 6/7 x CO2-factor

 

Twee factoren zijn dus doorslaggevend: de cataloguswaarde (voor 6/7) en de CO2-uitstoot. U merkt dat het aandeel privékilometers geen enkele rol speelt. Ook een tankkaart van het bedrijf heeft geen invloed op het VAA.

 

Laten we eerst wat dieper ingaan op die cataloguswaarde. Da’s de catalogusprijs inclusief opties en btw, zonder rekening te houden met eventuele kortingen. Daar wordt wel een leeftijdcorrectie op toegepast van 6% per jaar, met een minimum van 70%. Na 5 jaar zakt deze component dus niet meer.

 

De CO2-factor wordt jaarlijks aangepast aan de referentie-CO2-uitstoot die wordt vastgelegd bij koninklijk besluit. De referentiewaarden voor inkomstenjaar 2021 zijn 102 g/km voor benzinewagens en 84 g/km voor dieselwagens. De CO2-factor die met deze referentiewaarden overeenstemt is 5,5%. Voor elke gram boven of onder die referentie-uitstoot stijgt of daalt de CO2-factor met 0,1%, met een maximum van 18% en een minimum van 4%. Hoe ‘groener’ de wagen, hoe lager het VAA wordt belast.

 

Opgelet: minimumvoordeel

Toch is het voor de werknemer niet altijd interessant om voor een kleine zuinige stadswagen te kiezen. Hij of zij wordt namelijk sowieso belast op een minimumvoordeel van 1.360 euro (drempelwaarde voor 2021). In de praktijk komt dat dus neer op een wagen van 39.666 euro, indien die een bezinemotor heeft met een uitstoot van 87 g/100km of minder. Een lagere catalogusprijs doet het VAA niet verder dalen. Aan de andere kant wordt de keuze voor vervuilende diesels wel ontmoedigd.

 

 

En voor de vennootschap?

Laten we het nu even van de kant van de vennootschap bekijken. De aankoop en andere kosten van een bedrijfswagen kunnen afgetrokken worden van de belastbare winst. De hoogte van dat aftrekpercentage hebben we al in een eerder artikel besproken. Ook hier geldt: hoe lager de uitstoot, hoe hoger het aftrekpercentage.

 

Er is echter een deel dat niet kan worden afgetrokken en waarop wel vennootschapsbelasting is verschuldigd – de zogenaamde verworpen uitgave. Hier speelt een tankkaart wél een rol. Zonder tankkaart bedraagt de verworpen uitgave 17% van het VAA, met tankkaart is dat 40%. Dat principe blijft ook gelden als de werknemer (of bedrijfsleider) maandelijks een eigen bijdrage betaalt om het VAA te compenseren!

 

Samengevat

Een duurdere en meer vervuilende bedrijfswagen is zowel voor de personenbelasting van de werknemer als de kostenaftrek voor de vennootschap minder voordelig. Anderzijds kan bij goedkopere en zuinige wagens het voordeel voor de werknemer eerder gering zijn.