Bezoldigingstheorie - fidaco

Bezoldigingstheorie

Hoe bewijst u dat een woning als loon voor prestaties geldt (en dat kosten dus aftrekbaar zijn)?

Stelt uw vennootschap ook een woning ter beschikking van de bedrijfsleider als een voordeel van alle aard? Dan zal u proberen om kosten verbonden aan die woning volledig af te trekken van uw belastbare winst. Dat staat bekend als de bezoldigingstheorie. Maar succes is niet gegarandeerd. Waarop moet u letten?

 

Wat is die bezoldigingstheorie precies?

De bezoldigingstheorie houdt in dat alle kosten aan een woning die ter beschikking wordt gesteld van de bedrijfsleider aftrekbaar zijn. Een belangrijke voorwaarde is dat die terbeschikkingstelling geldt als een vergoeding voor werkelijk geleverde prestaties. Een voordeel in natura dus. De redenering erachter is simpel: omdat de verloning aan de bedrijfsleider aftrekbaar is, zijn de kosten aan zijn of haar woning dat ook.

 

Waarom wordt die bezoldigingstheorie zo vaak verworpen door de fiscus?

Er zijn meerdere redenen. De terbeschikkingstelling van een woning staat vrijwel nooit in het arbeidscontract met de CEO of bedrijfsleider. Ook in de notulen van de algemene vergadering wordt vaak ‘vergeten’ om expliciet te vermelden dat de gratis verhuur van de woning aan de bedrijfsleider als een voordeel van alle aard geldt en dus als bezoldiging voor geleverde prestaties.

Extra moeilijk wordt het als het bedrijf beslist om de CEO een fikse loonsverhoging toe te kennen. De fiscus kan dan oordelen dat de terbeschikkingstelling van de woning niet meer volledig als bezoldiging geldt. Ook wanneer het bedrijf extra werken laat uitvoeren aan de woning die vooral als doel hebben om de luxe en het comfort voor de bewoner te verhogen, zal de fiscus niet geneigd zijn om akkoord te gaan met een kostenaftrek.

 

Toch is een akkoord van de fiscus niet uitgesloten

Dat bewijst recente rechtspraak aan het Antwerpse hof. Een vennootschap van een medische specialist kocht in 2009 een villa aan die voor 80% ter beschikking werd gesteld van de arts (en zaakvoerder) voor privégebruik. De overige 20% (het dokterskabinet) werd beroepsmatig gebruikt. De eerste vijf jaar aanvaardde de fiscus de aftrek van de kosten voor het gebouw. In 2014 echter verhoogde de vennootschap het loon van haar zaakvoerder aanzienlijk, waarna de fiscus de aftrek van de kosten voor het privégedeelte van het gebouw verwierp. De fiscus oordeelde namelijk dat de verhoging van het loon (in geld) volstond om de prestaties van de zaakvoerder volledig te vergoeden, waardoor de woning niet langer als bezoldiging kon worden beschouwd.

Maar het Antwerpse hof volgde deze redenering niet. De vennootschap kon immers aantonen aan de hand van de omzetcijfers dat de arts wel degelijk extra prestaties had geleverd die een hogere verloning rechtvaardigen. De medische specialist had – als enige werknemer – voor een omzetverhoging gezorgd van ongeveer 471.000 euro in 2013 naar 533.000 euro in 2016.

 

Altijd in verhouding tot werkelijk geleverde prestaties

Op basis van rechtspraak uit het verleden lijkt de toepassing van de bezoldigingstheorie dus een regelmatig terugkerend welles-nietesspelletje met de fiscus. Het is daarom belangrijk om het verloningsbeleid goed te documenteren, onder andere in de notulen van de algemene vergadering. Als nergens duidelijk staat vermeld dat een woning als loon geldt, zal de belastingadministratie meestal beslissen dat de kostenaftrek moet beperkt worden tot het beroepsmatig gebruik van de woning. Ook als er een loonsverhoging voor de CEO wordt doorgevoerd of bij extra investeringen in de terbeschikkinggestelde woning, moet u expliciet kunnen aantonen dat daar extra prestaties van de bedrijfsleider tegenover staan. Hogere omzetcijfers kunnen daarvoor het bewijs leveren.